Categories
Berichten @NL

„De bron was, helaas, niet zuiver”

Door J. M. D. de Heer
„Laat Erlo Stegens boek “Opwekking begint bij jezelf” maar gesloten in de kast staan. Er zijn betere boeken over opwekking. Lees Edwards, Whitefield en Spurgeon. Het verschil? Zij wijzen van de mens af naar Christus, zij putten uit de bron van het héle Evangelie. De Kwa Sizabantu Zending (KSB) heeft ook mooie kanten. Maar de pijnlijke ervaring heeft geleerd dat de bron, helaas, niet zuiver was.”

Ir. S. Noorman kijkt niet vol wrok terug op de jaren die hij betrokken was bij KSB. De informaticus uit Almere geeft zijn advies ook niet met plezier, benadrukt hij. „Mijn hart breekt dat in een tijd van zo veel lauwheid en vuilheid er een organisatie is die aan de buitenkant zo mooi lijkt, die ook zo veel goeds doet, maar die ten diepste een bron van duisternis is die je nauwelijks kunt bevatten. Ik was zelf echter zo gefascineerd door de persoon en het werk van Erlo Stegen, dat ik dacht: Dit is wat ik zoek.”

F. Fennis uit Steenwijk moet duidelijk meer moeite doen om zijn boosheid te bedwingen. Hoewel uiteindelijk dankbaarheid de boventoon voert. „Ik heb nu weer zicht op de Heere Jezus Zelf.” Een artikel over de onrust die de Kwa Sizabantu Zending de laatste maanden beroert, moet daarom een uitgesproken doel hebben, vindt hij.

„Iedereen moet zichzelf toetsen hoe hij staat tegenover God en niet tegenover de leider van een gemeenschap. Een engel des lichts”, legt hij uit, „kan uiteindelijk de duivel zijn, leert ons de Bijbel. Let op het einde van hun wandel, zegt de Bijbel. Erlo en zijn broer Friedel Stegen worden niet moe te benadrukken de relatie met de naaste in orde te maken. Maar zie hun eigen familie. Een puinhoop. Vijf naaste familieleden zijn al uit de organisatie gestapt. Hoor wat Koos Greeff, een schoonzoon van Friedel en zeventien jaar medewerker bij KSB, schreef: „Volgens Erlo heb ik God bij het hek verloren, toen ik uit KSB trad.”

Comité
Noorman en Fennis zijn de drijvende krachten achter een comité dat bestaat uit mensen die uit KSB zijn gestapt. Ze houden nauw contact met eenzelfde comité in Zuid-Afrika, dat recent de “Dringende oproep aan de leiding van de Kwa Sizabantu Zending” verspreid heeft. Ook in Duitsland heeft de onrust zijn sporen nagelaten. Enkele oudgedienden, onder wie de voorzitter van de Duitse afdeling, hebben gebroken met de organisatie. Zij voelen zich nu geroepen de, wat zij noemen, misstanden van het systeem openbaar te maken. Tot waarschuwing van goedgelovige aanhangers en van christenen die zich aangetrokken voelen door de opwekking in Kwazulu Natal.

Noorman (32) is onkerkelijk opgevoed. „Ik kwam op mijn 18e tot geloof. Via mijn grote belangstelling voor opwekkingspredikers kwam ik bij Erlo Stegen terecht.” Vanaf 1993 tot eind vorig jaar was hij bij KSB betrokken; sinds 1995 bezocht hij de wekelijkse diensten in Zeist. Inmiddels is hij op zondag te vinden bij de diensten van stichting De Wegwijzer in Almere, uitgaande van de gereformeerde gemeente te Lelystad.

Fennis (58) zette zich al jong af tegen de Rooms-Katholieke Kerk. „Ik leefde midden in de wereld. Op mijn 38e kwam ik tot bekering en werd actief lid van een volle evangelie gemeente. In januari 1996 bezocht ik voor het eerste een conferentie van de Kwa Sizabantu op Urk. Dat vulde bij mij een gemis op.”

Wat trok u zo aan bij de Kwa Sizabantu Zending?
Fennis: „In mijn kerk was men zeer tolerant wat betreft de levenswandel. Bij KSB trof ik ingetogenheid aan. De diensten verliepen veel rustiger dan ik gewend was in pinksterkringen.”

Noorman: „Je kunt zeggen wat je wilt, maar KSB laat een profetisch geluid horen in een tijd van geloofsafval en lauwheid. Bovendien waren de conferenties uitstekend geregeld. Weet je wat me zo pijn doet? Er zijn zo veel mensen bij Kwa Sizabantu betrokken die het uiterst serieus menen. Over hen durf ik niets te zeggen. Ik geloof ook nog dat de duidelijke boodschap van Stegen tot zegen is geweest. Maar uiteindelijk volgen de aanhangers mensen na. Want ten diepste wordt de hele organisatie gedicteerd door de twee leiders in Zuid-Afrika, Erlo en zijn broer Friedel.”

Fennis: „De dag nadat ik officieel met KSB gebroken had, werd mijn dochter, die op de zendingspost in Zuid-Afrika verbleef, bij Friedel Stegen geroepen. „Je ouders hebben “de Weg” verlaten”, zei hij. Dat wil zeggen, ze wandelen niet meer op het pad dat KSB uitstippelt.”

Ware Liefde Wacht

Vanuit KSB is de stichting Ware Liefde Wacht voortgekomen. Ook binnen de gereformeerde gezindte voert de stichting haar pleidooi voor seksuele reinheid voor het huwelijk. De doelstelling is zonder meer positief, zegt Noorman, maar de praktijk slaat in het andere uiterste door.

Hoe? Fennis noemt een voorbeeld. „Als de Heere een jongen op zijn hart geeft –zo heet dat in termen van KSB– dat een bepaald meisje voor hem is bestemd, zegt hij dat zijn zielzorger. Deze brengt de boodschap over naar het meisje met de vraag ervoor te bidden. Als zij ja zegt, tegen de zielzorger welteverstaan, regelt deze een verlovingsdienst. Tot die tijd hebben de jongen en het meisje elkaar niet mogen spreken. En dat mogen ze ook niet vanaf de verloving tot de trouwdag. Tenzij er een belangrijke, gezamenlijke beslissing moet worden genomen. Maar dan moeten de ouders erbij zijn.”

Noorman: „Als je niet aan deze regels voldoet, heb je Gods standaard verlaagd, zegt men. Dan zijn familieleden op de trouwdag ook niet present en zelfs je ouders niet. Op zichzelf is vanuit de cultuur in Kwazulu Natal, waar buitenhuwelijkse relaties heel normaal zijn, te begrijpen dat daar andere regels gelden dan wij gewend zijn. Het probleem is echter dat het voorschrift echt als een wet van Meden en Perzen geldt. Zo is in Duitsland een leider wiens kinderen zich niet geheel aan de regels hielden door de Europese leiding enorm onder druk gezet om zich van zijn kinderen te distantiëren, waardoor hij zich uiteindelijk uit de beweging heeft teruggetrokken.”
Breken met zonde

In het boekje “Opwekking begint bij jezelf” hamert Erlo Stegen op het belang van het breken met de zonde. Zijn oproepen daartoe zijn ook zeer concreet. Als ideaal geldt de eerste christengemeente „waar zonde niet werd geduld” (blz. 55).

De belijdenis van zonde krijgt binnen KSB een heel specifieke kleur. „Je kunt”, aldus Stegen, „niet volstaan met de zonden in stilte voor God te belijden. Mensen vinden geen rust totdat zij hun geestelijke onreinheid aan het licht hebben gebracht en zij in een pastoraal gesprek hun zonden bij name hebben genoemd (blz. 89). Zonder dat „kan de reinigende kracht van onze Verlosser zich niet openbaren.”

Fennis: „Constant wordt er van je verwacht dat je in jezelf wroet om nieuwe zonden te vinden om vervolgens man en paard aan je zielzorger te vertellen.”

Noorman: „Je bent enorm met jezelf bezig. Telkens bekruipt je de angst dat het niet goed zit met je. Boven elke zonde hangt de dreiging van de hel. Je gaat daarom dieper zoeken en opnieuw je zonde belijden.”

Fennis: „Met als gevaar dat de zielzorger, die heel veel van je te weten komt, grote macht heeft over je. Er ontstaat een klimaat van angst. Toen eens een gezin wegging, zei een van de leiders tegen me: Ze zijn rijp voor de psychiater. Later ontkende hij het gezegd te hebben, maar gaf het toch ook weer toe.”

Noorman: „Een probleem is ook dat de zielzorgers vertrouwelijke informatie uitwisselen. Een vrouw kreeg op een conferentie eens te horen: Jouw broer heeft flink uitgepakt.”

In de “Dringende oproep” wordt deze zaak nog sterker geformuleerd. Fennis leest voor: „Belijdenissen van zonden worden, zonder instemming van hen die ze gedaan hebben, vrijelijk uitgewisseld onder leidinggevenden, en worden vervolgens gebruikt tegen hen, in het bijzonder op het moment dat iemand zijn vraagtekens zet bij KSB.”

Uit de boekjes van KSB leid je zulke praktijken niet af?
Noorman: „Het kenmerk van groepen met sektarische trekken is dat ze er intern een extra geloofspraktijk op na houden. Het boek “The subtle power of spiritual abuse” (De subtiele kracht van geestelijk misbruik) van de Amerikanen Johnson en Vanvonderen brengt dat duidelijk aan het licht. Uiteindelijk lijken de processen bij sekten heel veel op elkaar. De leiders hebben vaak enorme macht, de gewone man verkeert in een sterke afhankelijkheidspositie. Verder worden begrippen in de praktijk opnieuw gedefinieerd. Natuurlijk wordt de naam van Christus genoemd. De woorden zijn er wel. Maar bijvoorbeeld “je zonde belijden”, betekent in de praktijk “naar de zielzorger gaan”. Hoe langer je bij een sekte betrokken bent, hoe verder je meegaat met de herdefiniëring.”

Fennis: „En als je er uitstapt, wordt je als afvallig beschouwd, zondig. Dan leef je blijkbaar volgens een lagere standaard. Je verliest KSB-vrienden en bekenden. Dan denk ik: Waren we één in Christus, of één in het systeem?”

Noorman kwam een keer of vijf, zes bij een zielzorger, maar biechtte zelden concrete zonden op. „Mogelijk zegt men nu wel dat dit de reden was dat ik later met KSB brak. Je wordt in ieder geval nooit gevraagd voor een post met geestelijke verantwoordelijkheid. Daarvoor kom je alleen in aanmerking als je absoluut voor de volle honderd procent de voorgeschreven weg gaat.”

Fennis: „Tijdens een conferentie zei ik eens in een groepje: „Beste mensen, Jezus Christus is onze Hogepriester. Ik breng mijn zonden bij Hem, want Hij is de weg tot de Vader.” Er ging een schok door het groepje heen, alsof ik er een granaat in had gegooid. Terwijl ik niets meer dan de brief aan de Hebreën nasprak.”

Geld
Het tweetal komt er rond voor uit dat KSB bij hen nooit om geld gebedeld heeft. Noorman: „Er wordt in de diensten zelfs niet gecollecteerd. Wel wordt aan mensen die nauw bij het werk betrokken zijn, gevraagd of ze achter een project willen staan, maar ze hebben alle vrijheid dat niet te doen.”

De praktijk bij Noorman en Fennis is dat ze ongeveer tienden gaven aan het zendingswerk. Er zijn ook mensen die er veel meer geld in steken. Fennis was bijna zo iemand. „Ik heb het aanbod gedaan mijn boerderij te verkopen. Samen met een vriend, die zijn woonboot in Amsterdam wilde verkopen, zouden we een boerderij in de buurt van het Nederlandse hoofdkantoor in Middelstum kopen om die ter beschikking te stellen voor bijvoorbeeld conferenties. Acht maanden heeft mijn boerderij te koop gestaan. God heeft de verkoop –achteraf zie ik dat zo– genadig verhoed.”

Argwanend
Het was vooral de prediking tijdens de samenkomsten in Zeist, die het tweetal argwanend maakte. Noorman: „Het ging nagenoeg altijd over zonde, zondenbelijden, en het belang van de zielzorg. Het verlossingswerk van de Heere Jezus Christus verdween naar de achtergrond. Vaak was de prediking ook erg geladen.”

Fennis: „Een prediker die net terug kwam uit Zuid-Afrika stak meteen van wal met: Iedereen die niet voor honderd procent de weg wil gaan, daar is de deur!! daar is de deur!!”

Noorman: „Het is een prediking die helemaal past in de heiligingsbeweging, waarin het streven naar volmaaktheid centraal staat. Vijf jaar lang heb ik gehoord dat je moet opklimmen tot de volmaaktheid. En nu is het boek van John Warburton “Weldadigheden van een Verbondsgod” me tot grote steun. Op het moment dat hij het niet meer wist, kwam God hem met Zijn genade tegemoet. Ook Spurgeon heeft me erg geholpen om weer zicht te krijgen op het hele Evangelie. En ook Luther met zijn verklaring van de brief aan de Galaten. De prediking van de Kwa Sizabantu heeft me onder het juk van de wet gebracht door me schuld aan te praten. Maar nu mag ik zien dat Gods genade groter is dan onze zonden.”

Uw bezwaren samengevat?
Fennis: „Het is een Evangelie tot aan het kruis. Een veelgehoorde zin binnen KSB luidt: „Ik heb mijn zonden beleden.” Velen komen helaas niet verder.”

Noorman: „Het Evangelie is: Jezus Christus en Die gekruisigd. Kwa Sizabantu is: Erlo Stegen en die gepredikt.”